Het zou een leuke vraag zijn voor een bijbelquiz: wie waren de eerste kleermakers? Mensen met wat bijbelkennis moeten daaruit kunnen komen: dat waren Adam en Eva, want die maakten schorten van vijgenbladeren. Ze zijn geschrokken van hun eigen naaktheid, want in het licht van de zonde ziet die er opeens heel anders uit: ze schamen zich.
Maar nog interessanter is de vraag: en wie was de tweede? Het antwoord is heel verrassend: dat was God: Hij maakte kleren van dierenvellen voor Hij Adam en Eva uit het paradijs verdreef. Ik vind dat een ontroerende tekst. Om de mens te beschermen tegen de guurheid van het leven doet God iets wat helemaal niet goddelijk lijkt. Hij vervult het ambacht van kleermaker, en Hij doet het heel wat beter dan Adam en Eva zelf: aan hun vijgenbladeren hadden ze niet veel gehad.
Daar zit voor mij een geestelijke les in. Met onze kwetsbaarheid en onze schaamte kunnen we bij God terecht. Als wij gevaar lopen om te komen van de kou (en hoe snijdend is de kou van het kwaad en de zonde), wil Hij ons helpen. Daarom moeten we God niet ontvluchten, maar juist opzoeken. En ook voor ons liggen er door God gemaakte kleren klaar: “Doet de Here Jezus Christus aan” (Rom.13:14).
Want Christus is gekomen om aan het kruis onze schaamte te bedekken. Hij werd uitgekleed, maar wij worden aangekleed. Op Goede Vrijdag en met Pasen ontmoeten wij de grote Kleermaker.
